Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want de koning zal horen, om zijn dienstmaagd te [38]redden van de hand des mans, die [voorheeft] mij en mijn zoon te zamen van Gods [39]erve te verdelgen. 38. En dan voorts van gelijken moeten doen aan zijn zoon Absalom, om de gelijkheid dezer beide zaken. 39. Dat is, uit Gods volk, zijnde hem zo lief als iemand zijn erfdeel wezen kan.